Op de Europese Dag van de Talen vieren we de meer dan 200 talen die het Europese continent rijk is. Ook in Vlaanderen roept meertaligheid heel wat gevoelens op – positieve en negatieve – en al zeker in schoolgebonden contexten. Meer dan 25 procent van kinderen geboren in Vlaanderen in 2015 heeft niet het Nederlands als moedertaal, wat steeds meer vragen doet oprijzen over de belangrijke rol van Nederlands op school. Ook in Zuid-Afrika, waar 11 officiële talen zijn én elk kind recht heeft op onderwijs in de eigen taal, stoot het meertaligheidsbeleid op moeilijkheden. Maar wetenschappelijk onderzoek is het erover eens: meertaligheid in kinderen bestraffen, is contraproductief.

Groei

Europa barst van de talen, en die taaldiversiteit vieren we op 26 september. We erkennen en koesteren de ongeveer 225 inheemse talen die ons continent rijk is. En vooral: we benadrukken dat talenkennis de dag van vandaag niet enkel een recht maar ook een noodzaak is voor iedereen. We komen steeds vaker in aanraking met vreemde talen. Daarom is het belangrijk om interesse voor nieuwe talen te vergroten onder de Europese bevolking.

De Europese Dag van de Talen is een gedeeld initiatief van de Europese Commissie en de Raad van Europa, die 800 miljoen Europeanen in 47 landen vertegenwoordigt. De organisaties willen zo de culturele en taalkundige diversiteit promoten, en tegelijkertijd mensen aanmoedigen talen te leren. Want, wie meer talen spreekt, kan gemakkelijker groeien – zowel persoonlijk als professioneel.

Meertaligheid stimuleren in kinderen lijkt dan een logische keuze, maar in Vlaamse scholen heeft de kwestie al vaak tot een grondig debat geleid.

3 procent

Vlaanderen wordt steeds diverser: volgens Kind en Gezin had meer dan 25 procent van kinderen geboren in Vlaanderen in 2015 niet het Nederlands als moedertaal, maar wel het Frans, Arabisch, Turks, Berbers, Pools, Engels, Russisch en Spaans (in dalende lijn). Deze kinderen zorgen ook voor een mengelmoes van talen op school.

Om hun weg te vinden in de Vlaamse samenleving, is het gewoon belangrijk dat onze kinderen en jongeren het Algemeen Nederlands beheersen. Maar een groeiende groep kinderen komt pas voor de eerste keer op betekenisvolle manier in aanraking met Nederlands als ze naar school beginnen gaan, en sommige van die leerlingen komen nooit tot een voldoende beheersing ervan.

Om dat probleem te verhelpen, hanteren veel scholen het ‘taalbadmodel’: leerlingen met een andere thuistaal mogen alléén het Nederlands gebruiken op school. Het gevolg hiervan is dat meertaligheid geproblematiseerd wordt, terwijl het gewoon een neutraal gegeven is. Dat is niet enkel zo in Vlaanderen, maar ook in Europa en in de rest van de wereld. Meer nog: de ongeveer 225 talen die Europa rijk is, representeert slechts 3 procent van het totaal aantal talen in de wereld!

Zuid-Afrikaans model

Hoewel meertaligheid veel opportuniteiten schept voor een samenleving, worstelt elk land in meer of mindere mate met het beleid errond. Zo ook Zuid-Afrika, dat nu 11 officiële talen kent: het Afrikaans, dat een nauwe linguïstische relatie heeft met ons Nederlands, het Engels en 9 Bantoetalen. Die laatsten werden pas in 1994, na de afschaffing van de apartheid, officieel erkend. Meertaligheid wekt in de Zuid-Afrikaanse context dus ook een krachtig emancipatiegevoel op, want ten tijde van de apartheid was taal een middel om ongelijkheid in de hand te werken.

Ook op de basisschool heeft elke leerling in principe het recht om les te volgen in de taal van zijn of haar keuze (waar dit redelijkerwijs haalbaar is) volgens de Zuid-Afrikaanse Grondwet. Heel anders dan in Vlaanderen, dus. Deze taalwet erkent de diversiteit en individualiteit van leerlingen en tracht hen te ondersteunen om hun potentieel te maximaliseren.

Maar er is een grote kloof tussen wat de grondwettelijke theorie voorschrijft en de dagdagelijkse praktijk in Zuid-Afrika. Het huidige beleid moedigt scholen aan om slechts tot en met het derde leerjaar in de thuistaal van kinderen te onderwijzen, en vanaf het vierde leerjaar over te schakelen naar Engels of Afrikaans. In 90 procent van de gevallen betekent dit een overschakeling naar Engels. Voor vele kinderen is dit een moeilijk en weinig inclusief proces, wat leidt tot heel wat schoolverlaters in de overgang van het derde naar het vierde leerjaar. Leerlingen die de taal van onderricht niet (volledig) machtig zijn, hebben logischerwijs meer moeite om de lesinhoud te begrijpen en om goed te kunnen presteren. Hoewel de grondwet dus voorschrijft dat leerlingen recht hebben op onderwijs in hun eigen taal wordt dit vanaf het vierde leerjaar niet meer in de praktijk gebracht.

Dit leidt tot harde cijfers: onderzoek toont aan dat de meerderheid van de Zuid-Afrikaanse kinderen tegen het einde van het derde leerjaar in geen enkele taal kan lezen. Er liggen dus nog heel wat uitdagingen in het verschiet om meertaligheid in het onderwijs op een constructieve manier te implementeren.

MARS

Waar het beleid in Zuid-Afrika dus jaren voor ligt op het Vlaamse beleid rond meertaligheid, blijkt de implementatie ervan op heel wat moeilijkheden te stoten. Maar de Zuid-Afrikanen zijn er wel mee bezig om het beleid op een constructieve manier om te zetten in praktijk, zoals ook duidelijk werd tijdens de leerweek van eNSPIRED vorig jaar. Het geloof in inclusief onderwijs is er groot.

In Vlaanderen ontbreekt het geloof in de kracht van meertaligheid voor de ontwikkeling van niet-Nederlandstalige kinderen nog. Vooral omdat de overtuiging sterk is dat, zolang we het toelaten dat die kinderen hun thuistaal spreken op school, “ze het nooit gaan leren”. Of dat het segregatie volgens taalgroep op de speelplaats in de hand werkt.

Niet dus, zeggen wetenschappers. Het ‘Meertaligheid als realiteit op school’ – of MARS – onderzoek van UGent en de VUB bestudeerde twee jaar lang de verbanden tussen meertaligheid en onderwijsprestaties, en de ideeën die daarover leven, op 212 basisscholen in Brussel, Gent en de Limburgse mijngemeenten.

Positief meertalig

De belangrijkste conclusie die daaruit voorkomt, is dat meertalige leerlingen gemotiveerd zijn, hun schoolprestaties verhogen, en dus ook hun kennis van de Nederlandse taal. En kinderen motiveer je niet door hen te bestraffen als ze hun eigen taal spreken. Er is met andere woorden geen gegrond argument voorhanden om het spreken van een ‘vreemde’ thuistaal op school te bestraffen in functie van het bevorderen van de Nederlandse taalkennis.

Sterker nog, een andere thuistaal van de leerlingen kan een extra didactisch hulpmiddel zijn voor het leren in de klas. Een gericht inzet daarvan kan de leeromgeving krachtiger maken. Zo krijgen niet-Nederlandstalige leerlingen het Nederlands sneller on de knie én kunnen ze beter volgen tijdens andere lessen. Ook zorgt taal niet voor kliekjesvorming, maar wel gedeelde interesses.

De complexe realiteit van meertaligheid op school is niet enkel een Vlaamse kwestie. Elke samenleving in deze wereld moet ermee omgaan. Al kan Vlaanderen wel leren om op een positievere manier om te gaan met meertaligheid, zoals ook Zuid-Afrika doet. Meertalig zijn is een emancipatorisch talent.
 

Lees en bekijk hier meer inspirerende verhalen over meertaligheid